Op 26 april 1986 explodeerde de kerncentrale van Tsjernobyl – Oekraïne. De reactor ontplofte midden in de nacht, toen de meeste inwoners van Tsjernobyl nog sliepen.
De explosie blies het dak van kernreactor nummer 4 weg. De brand die daarbij ontstond voerde een radioactieve rookwolk de atmosfeer in en bij de brand en explosie kwamen 31 mensen om.
Ongeveer een kwart van Wit-Rusland, met een oppervlakte van 207.600 km² (ongeveer zes keer Nederland), Oekraïne en Rusland veranderde in radioactief besmet gebied. Duizenden vierkante kilometers vruchtbare grond werden radioactief besmet door de uitstoot, die door de wind over het land werd geblazen.
In het getroffen gebied woonden 2,1 miljoen mensen, van wie 600.000 kinderen. Uit het zwaarst getroffen gebied werden 135.000 inwoners geëvacueerd en elders in de Republiek gehuisvest. De evacuatie uit een gebied met een straal van 30 km rond de reactor kwam pas op 27 april op gang. De 30-kilometer zone, ook wel “vervreemdingszone” (Oekraïens: Zona Vidtsjoezjennja) genoemd is nog altijd streng verboden gebied en omvat 90 plaatsen, waaronder de daarvoor snelgroeiende steden Prypjat en Tsjernobyl. 3500 inwoners weigerden het gebied te verlaten. In 2006 waren er hiervan nog slechts ongeveer 460 in leven.
De gevolgen van de ramp:
- Schildklierkanker (met name onder kinderen sterk toegenomen)
- Leukemie
- Besmette landbouwproducten
- Besmet drinkwater
- Misgeboorten
Nu, 30 jaar na de ramp, is de radioactieve straling in het gebied rondom de centrale nog gevaarlijk hoog.
Voor de slachtoffers van de ramp is er in Kiev een monument opgericht: ‘Het Monument van Hoop’.